Afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap: verzwijgen van goederen is geen slimme zet
Eind december wees het hof een interessant arrest ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap (Hof Amsterdam 27 december 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3688). Meer specifiek was er volgens de vrouw sprake van verzwijging van een gedeelte van de huwelijksgoederengemeenschap, namelijk drie appartementen in Turkije. De rechtsvraag die het hof Amsterdam diende te beantwoorden luidde als volgt: Dient de man de gehele waarde van de appartementen te vergoeden aan de vrouw vanwege het onttrekken aan de huwelijksgemeenschap nadat de vrouw kenbaar had gemaakt te willen scheiden?
De feiten
Een man en vrouw zijn in 2008 te Turkije met elkaar gehuwd. Wegens omstandigheden werd eind 2020 het echtscheidingsverzoek ingediend bij de rechtbank. Op 11 april 2022 werd het huwelijk tussen de man en vrouw daadwerkelijk ontbonden. Hoewel de man en vrouw ouders zijn van drie kinderen, staat in dit arrest de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap centraal. Tussen partijen bestond een algehele gemeenschap van goederen.
Het geschil
Tussen man en vrouw is er onenigheid ontstaan over de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap van partijen. In eerste aanleg heeft de rechtbank de verdeling van partijen gelast, dit echter blijkbaar niet geheel naar tevredenheid van partijen. Deze ontevredenheid is gelegen in verschillende onderdelen van de verdeling. In de huwelijksgemeenschap vielen naast de echtelijke woning van partijen, ook drie appartementen in Turkije. Ten aanzien van deze appartementen oordeelde de rechtbank dat de verkoopopbrengst eerlijk zou worden verdeeld tussen man en vrouw. De vrouw was echter van mening dat de gehele verkoopopbrengst aan haar toebedeeld diende te worden. Hiertoe voerde zij aan dat de man door verzwijging op grond van art. 3:194 lid BW de verkoopopbrengsten van de appartementen heeft verbeurd.
De overweging
Het hof gaat allereest na of de man inderdaad het bestaan van de appartementen heeft ontkend. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. In het verweerschrift van de man in eerste aanleg staat: “ De man betwist dat partijen woningen hebben aangeschaft in 2009, 2011 en 2018. De genoemde appartementen op voornoemd adres zijn onbekend bij de man. (….) De stelling van de vrouw is uit de lucht gegrepen en ontbeert iedere grondslag .(…)”.
De man wijzigde dit standpunt pas nadat de vrouw bewijs had overgelegd dat de appartementen tot begin juli 2020 op naam van de man hadden gestaan. De man is er ten onrechte vanuit gegaan dat de opbrengt van de appartementen niet bij de verdeling kon worden betrokken nu hij de appartementen vóór de peildatum van de goederengemeenschap had verkocht. Van groot belang voor de uiteindelijke overweging van het hof is dat de man slechts enkele weken na ontvangst van de eerst brief van de advocaat van de vrouw, waarin zij aangaf te willen scheiden, naar Turkije is gegaan om de appartement te verkopen. Vervolgens heeft de man de verkoopopbrengst, te weten een bedrag van € 81.915,56 verborgen gehouden.
Het hof oordeelde dan ook dat uit voormelde feiten en omstandigheden volgt dat de man opzettelijk heeft beoogd de opbrengst van de Turkse appartementen, aan de verdeling te onttrekken. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 3:194 lid 2 BW. De man is dan ook gehouden om de volledige verkoopopbrengst aan de vrouw te voldoen.
Vragen?
Heeft u vragen over deze blog of andere familierechtelijke kwesties? Benader dan gerust ons team van familierecht: mr. Willeke Krieger (krieger@tlcadvocaten.nl) of mr. Pierrette Kuipers (kuipers@tlcadvocaten.nl).Tevens zijn wij te bereiken op 053-3033000 (Enschede) of 0523-745640 (Hardenberg) of via info@tlcadvocaten.nl.