T +31 53 303 30 00

 

Productaansprakelijkheid voor gebrekkige heupprothesen?

TLC International Law > Aansprakelijkheidsrecht  > Productaansprakelijkheid voor gebrekkige heupprothesen?

Productaansprakelijkheid voor gebrekkige heupprothesen?

Wanneer een product gekocht wordt, mag men ervan uitgaan dat dit product veilig is. Toch kan het voorkomen dat zich na de koop een gebrek aan het product openbaart. Een product is gebrekkig wanneer het niet de veiligheid biedt die koper daarvan mag verwachten. Denk bijvoorbeeld aan een theeglas dat uit elkaar springt op het moment dat je heet water inschenkt. Dit gebrekkige product kan schade veroorzaken en voor de schade kan de producent van het product aansprakelijk gesteld worden. Deze blog bestaat uit een uiteenzetting van de wettelijke vereisten ten aanzien van productaansprakelijkheid en wordt een recente uitspraak van de rechtbank Rotterdam besproken waarin het ging om de al dan niet gebrekkigheid van diverse heupprothesen.

Wettelijke vereisten

Voor een succesvol beroep op productaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:185 van het Burgerlijk Wetboek gelden vijf vereisten. Er moet ten eerste sprake zijn van een producent, ten tweede van een product. Ten derde dient dit product gebrekkig te zijn. Als gevolg daarvan dient ten vierde schade te ontstaan en ten slotte dient een causaal verband tussen het gebrek en de schade aanwezig te zijn.

Ten aanzien van het derde vereiste wordt aan de hand van de stand van de wetenschap op het moment dat het product in het verkeer is gebracht beoordeeld of sprake is (geweest) van een gebrek. Van belang is dat een product niet als gebrekkig mag worden beschouwd, enkel en alleen omdat op een later moment een beter product in het verkeer wordt gebracht. Daarnaast is een producent niet aansprakelijk voor onjuist of onvoorzichtig gebruik van het product door de gebruiker. De mate van voorzichtigheid bij het gebruik van het product is daarom ook relevant. In het kader van de beoordeling van de vraag of een product gebrekkig is, worden alle omstandigheden in aanmerking genomen. In het bijzonder wordt de aandacht gevestigd op de presentatie van het product, het redelijkerwijs te verwachten gebruik van het product en het tijdstip waarop het product in het verkeer is gebracht. Ten aanzien van de presentatie van het product zijn de gewekte verwachtingen en de al dan niet gegeven waarschuwingen eveneens van belang.

Aangezien het in deze zaak ging om een medisch hulpmiddel hetwelk in het menselijk lichaam geïmplanteerd wordt, neemt de rechtbank nog een viertal gezichtspunten in acht:

  1. Het nut van het product in de zin van de bestemming, de kenmerken en de objectieve eigenschappen van het betrokken product en het specifieke karakter van de groep gebruikers voor wie het product is bestemd;
  2. De kans op schadelijke bijwerkingen van het product en de aard en de ernst van die bijwerkingen;
  3. Het bestaan van ongevaarlijke of minder gevaarlijke alternatieven voor het product;
  4. De kenbaarheid van het gevaar en de mate waarin de gebruiker over de risico’s wordt geïnformeerd en daarvoor wordt gewaarschuwd.

 

Rechtbank Rotterdam 28 juni 2023

Op 28 juni 2023 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in meerdere zaken die zien op de productaansprakelijkheid van Metal-on-Metal (hierna: “MoM”) heupprothesen van producent Biomet (Rb. Rotterdam 28 juni 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:5214). De eisers stellen dat de heupprothesen gebrekkige producten zijn en houden Biomet aansprakelijk voor de schade die zij als gevolg hiervan hebben geleden. Daartoe hebben de eisers gesteld dat tussen de onderdelen van de MoM heupprothesen, meer in het bijzonder de kop en de kom, frictie bestaat. Als gevolg van deze frictie zouden chroom en kobalt deeltjes vrijkomen, welke in de bloedbaan en in de weefsels van eisers terecht komen en voor diverse gezondheidsklachten zorgt. Biomet heeft dit ontkend.

Aangezien de vraag, of de heupprothesen gebrekkige producten zijn, een vraag van complexe aard is, heeft de rechtbank zich laten voorlichten door drie deskundigen. Deze deskundigen dienden de vraag te beantwoorden of, en zo ja, vanaf welk moment, ten tijde van het in het verkeer brengen van de heupprothesen op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis mogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken.

De rechtbank trekt vervolgens de conclusie dat Biomet wel wist, althans kon weten, dat de wrijving tussen de delen van de heupprothesen zou kunnen leiden tot het vrijkomen van metaaldeeltjes. Onduidelijk blijft echter of, en zo ja, vanaf welk moment men in de wetenschappelijke wereld tot het inzicht is gekomen dat deze deeltjes in de bloedbaan en weefsels terecht komen. Tevens blijft onduidelijk of, en zo ja, sinds wanneer, in de wetenschappelijke wereld het inzicht is ontstaan dat deze deeltjes een gezondheidsrisico kunnen vormen.

De rechtbank is van oordeel dat de heupprothesen van Biomet in de relevante periode, 2004 tot en met 2009, niet zijn aan te merken als een gebrekkig product ingevolge artikel 6:186 BW. In de relevante periode waren deze heupprothesen namelijk ‘state of the art’. Dat wil zeggen, de nieuwste prothesen gelet op de stand van de techniek destijds. Aangezien er destijds geen mogelijkheden waren om te meten of er deeltjes vrijkwamen als gevolg van de wrijving tussen de verschillende delen van de heupprothesen en wat de gezondheidsrisico’s daarvan zijn, is ten aanzien van deze heupprothesen geen sprake van productaansprakelijkheid.

Vragen?

Heeft u vragen over deze blog of andere aansprakelijkheidskwesties? Benader dan gerust een van onze specialisten via mr. Willeke Krieger (krieger@tlcadvocaten.nl). Tevens zijn we te bereiken op 053-3033000 (Enschede) of 0523-745640 (Hardenberg) of via info@tlcadvocaten.nl