Verkeersaansprakelijkheid: around the globe
Auteur: Pierrette Kuipers
Inleiding
Een ongeluk zit in een klein hoekje. Het ene moment is er niets aan de hand, het andere moment kunt u verzeild raken in allerhande juridische regels omtrent verkeersaansprakelijkheid. De regels over verkeersaansprakelijkheid verschillen per land. De komende tijd zullen wij met regelmaat de juridische regels omtrent verkeersaansprakelijkheid behandelen van verschillende (Europese) landen. We beginnen met een weergave van de regels in Nederland.
Onrechtmatige daad
Naar Nederlands recht valt een ongeval (tussen twee gemotoriseerde voertuigen) onder het regime van artikel 6:162 BW: de onrechtmatige daad. Indien er sprake is van een ongeluk tussen een gemotoriseerd voertuig en een ongemotoriseerd voertuig (bijvoorbeeld tussen een auto en een fietser), wordt teruggeslagen op de Wegenverkeerswet, artikel 185. Art. 185 WVW beschermt de ongemotoriseerden die geen inzittende van het motorrijtuig waren ten tijde van het ongeval. Aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad komt echter het meest voor, namelijk in 70% van de gevallen.
Ongeval tussen een auto en een (jeugdige) fietser/voetganger
Ingevolge een tweetal arresten van de Hoge Raad geldt voor een fietser of voetganger die de leeftijd van 14 jaar nog niet heeft bereikt een 100%-regime: behoudens het geval van opzet of daaraan grenzende roekeloosheid wordt de schade van het kind volledig vergoed. De positie van het ongemotoriseerde slachtoffer van 14 jaar en ouder is in zoverre verschillend van die van het jongere slachtoffer, dat de bestuurder van de auto zich nog kan beroepen op overmacht. Daarnaast geldt niet automatisch een 100%-vergoedingsrecht, maar ‘slechts’ 50%. Dit betekent dat de bestuurder van de auto de schade voor minimaal 50% dient te vergoeden en de overige 50% wordt bepaald aan de hand van de omstandigheden van het geval..
Schadevergoedingsrecht
De schade die het slachtoffer als gevolg van een bepaalde gebeurtenis heeft geleden, dient volledig vergoed te worden. Dat is het leidend beginsel in het schadevergoedingsrecht, hoewel het als zodanig niet in de wet is terug te vinden. De rechter heeft een matigingsrecht: onder bijzondere omstandigheden kan de rechter tot matiging van de vergoeding overgaan (art. 6:109 BW). Degene die letsel heeft opgelopen, waarvoor een ander aansprakelijk is, heeft recht op vergoeding van (1) vermogensschade (art. 6:95 en 6:96 BW) en (2) op smartengeld. In geval van overlijden kunnen diverse nabestaanden schade lijden. Niet iedere nabestaande heeft recht op vergoeding van de volledige schade die hij lijdt. Art. 6:108 BW geeft bepaalde nabestaanden een recht op vergoeding van bepaalde schade. Alleen het slachtoffer heeft recht op smartengeld. Steeds vaker wordt in de rechtspraak een vergoeding voor schok- en/of affectieschade toegestaan: een vergoeding aan een derde, omdat het slachtoffer bijvoorbeeld ernstig invalide is geraakt.
Vragen of hulp nodig?
Heeft u vragen over deze blog of bent u benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen? Neem dan contact met ons op via info@tlcadvocaten.nl.